oude jonge 1

In politiek en maatschappij staat marktwerking fors ter discussie. In de programma’s van de politieke partijen zien we dat ‘zelfs’ de VVD, maar ook D66 en het CDA, zich uitspreken tegen excessen van de markt, al is het niet steeds met diepgewortelde overtuiging.

De SP en, in mindere mate, de PvdA ageren al sinds jaren tegen de marktwerking, waarbij met name de gezondheidszorg een steen des aanstoots is. Heel in het algemeen gesteld vind je aan de rechterkant van het politieke spectrum liefhebbers van het reinigend karakter van de tucht van de markt en aan de linkerkant tegenstanders van vrije marktwerking zonder (strakke) regulering.

Marktwerking is een economisch begrip, gebaseerd op het principe van het tot stand komen van een evenwichtsprijs voor een goed of een dienst, wanneer er een gegeven verhouding bestaat tussen vraag en aanbod. Stel je voor dat auto’s vijf keer zo duur zijn als wij nu gewend zijn, dan zal de vraag naar auto’s in de economie gering zijn. In die situatie is het aantrekkelijk om een nieuwe autofabriek te starten, ervan uitgaande dat alle andere omstandigheden in de economie gelijk blijven. Daardoor wordt het aanbod groter en zal de prijs verlaagd moeten worden. Andersom, dus als auto’s erg goedkoop zijn, zal de vraag toenemen, maar gaan er autofabrieken failliet. Dan wordt de vraag groter dan het aanbod en er ontstaat een tekort aan auto’s waardoor de prijs zal stijgen. Zulke aanpassingstrajecten naar een marktevenwicht kunnen, afhankelijk van het type product of dienst, vrij lang duren.

In de opvattingen over de vrijemarkteconomie wordt de inzet van productiemiddelen geheel bepaald door vraag en aanbod en particulier initiatief, zonder economische interventies zoals bijvoorbeeld subsidies, overheidsrestricties en dwang. Er wordt gesproken over een perfect werkende markt als deze de volgende kenmerken heeft:

  1. Er zijn veel vragers en aanbieders en daarmee is er veel concurrentie. Geen enkele partij is groot genoeg om invloed te kunnen hebben op de prijs.
  2. Er is sprake van een homogeen product of dienst. Ergo: consumenten zien geen wezenlijk verschil in de diensten of producten van de verschillende aanbieders.
  3. Er is sprake van een transparante markt. Daardoor weten zowel vragers als aanbieders welke goederen of diensten waar en tegen welke prijs worden gevraagd en aangeboden.

Het optimisme over de zuiverende werking van de markt, boven een geleide economie, is historisch versterkt door de vergelijking in maatschappelijke prestaties tussen de communistische Oostbloklanden en het vrije westen. Ook zijn er tal van voorbeelden van marktevenwichten in bepaalde situaties die voeding geven aan het geloof in de werking van het marktprincipe. Tegelijkertijd zien we in de praktijk dat geheel vrije markten eigenlijk niet bestaan. Zelfs in kapitalistische systemen bestaan er regels en restricties met betrekking tot het functioneren van een markt. Deze regels en restricties worden vaak uitgewerkt in juridische zin, in de vorm van rechten en plichten van marktpartijen. Soms gebeurt dat ook in de vorm van een marktmeesterschap, waarbij een instantie of een persoon verantwoordelijk is gesteld voor het ten uitvoer brengen van de regels, en de handhaving daarvan.

Er is een tijd geweest dat het geloof in de kracht van markwerking in Nederland zo sterk was, dat er een privatiseringsgolf tot stand werd gebracht. Daarbij werd bijvoorbeeld het Staatsvisserijhavenbedrijf in IJmuiden op de markt gebracht en het Nederlandse spoor tot een marktplaats verklaard. Ook zijn in de gezondheidszorg de verzekeraars in de positie gebracht dat zij, in verschillende combinaties, lokaal met ziekenhuizen onderhandelen over prijzen en prestaties, met marktwerking als onderliggend principe.

Bij deze voorbeelden is te zien dat de vrije marktwerking niet per se zegenend werkt. In IJmuiden hebben de vissers zo’n overweldigend belang bij directe zeggenschap over hun thuishaven, en zo’n macht, dat geen enkele andere serieuze partij een schijn van kans kreeg mee te bieden. Het is vissers van harte gegund, maar de vraag is of het noodzakelijke toezicht vanuit een overheid in dezen gewaarborgd is. Op het Nederlandse spoor is er de ongelukkige situatie ontstaan dat NS zijn railcapaciteit nu moet inkopen bij ProRail in een evident zeer imperfecte markt, want de NS bezet voor meer dan 90 procent het railnet. Een intensieve vorm van samenwerking, bijvoorbeeld bij vorst en sneeuwval, zou maatschappelijk gezien veel nuttiger zijn. Wat de zorg betreft: nu in coronatijd blijkt dat de ic-capaciteit in Nederland niet is ingericht op een pandemie, kan je je ook afvragen of de verzekeraars de beste partij zijn om de zorgcapaciteit te reguleren. En voor degenen die hopen dat de verzekeraars in staat zijn de kosten van de ziekenhuizen te beteugelen: bedenk dat op langere termijn de verzekeraars een verdienmodel hebben dat gebaseerd is op een percentage van de omzet van de ziekenhuizen.