oude jonge 1

Pensioen als sociale voorziening
Het pensioenstelsel met pensioen als arbeidsvoorwaarde is een sociale voorziening. Het is erop gericht om tijdens het werkzaam leven een deel van het loon te sparen om later, bij pensionering, uitgekeerd te worden. Het is dus feitelijk uitgesteld loon.

Dit uitgestelde loon wordt pensioenpremie genoemd. De hoogte van de premie wordt door het pensioenfonds afgeleid uit de ambitie om, na een werkzaam en premiebetalend leven, bij pensionering het dan bereikte levenspeil te kunnen voortzetten: met een pensioenuitkering, inclusief AOW, van 70% eindloon of 80% middelloon.

De premie voor het pensioen komt uit de loonruimte van de werkgever. In de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) wordt geregeld welk deel van de premie door de werkgever wordt betaald en welk deel op het loon van de werknemer wordt ingehouden.

Bij het berekenen van de premie, hoeveel uitgesteld loon per maand nodig is, houdt het pensioenfonds rekening met het rendement dat het gespaarde loon in de loop der tijd zal opleveren. Als vuistregel kan hierbij gebruikt worden dat het later uit te keren pensioen bestaat voor 1/3 uit gespaarde premie (uitgesteld loon), 1/3 uit rendement dat is opgebouwd tijdens het werkzame leven en 1/3 uit rendement tijdens pensionering.

Pensioen als financieel product
Het pensioenstelsel dat door internationale ratings bureaus, beoordeeld naar de norm je levenspeil bij pensionering te kunnen voortzetten, als één van de beste ter wereld wordt gekwalificeerd, dreigt inmiddels aan zijn succes ten onder te gaan.

De pensioenfondsen hebben in de loop der tijd een enorm vermogen opgebouwd met het uitgestelde loon en het rendement dat daarmee is gemaakt. Uit de vuistregel hierboven blijkt dat het rendement ca. 2/3 van het uitgekeerde pensioen uitmaakt.
Pensioenfondsen zijn daarmee deel gaan uitmaken van de financiële wereld en worden afhankelijk van:

  • Het werk van beleggingsadviseurs en beleggingsbemiddelaars.
  • De bemoeienis van De Nederlandsche Bank (DNB) die dwingend voorschrijft om deels in staatsobligaties te beleggen en voor de deelnemers ongunstige rekenmethoden oplegt hoe te bepalen of fondsen aan de opgebouwde pensioenverplichtingen kunnen voldoen.
  • Het werk van handelaars in financiële derivaten die goed verdienen aan risicoafdekking van rente- en beleggingsverliezen.
  • Enz. enz.

Door beïnvloeding van al deze financiële spelers is het pensioenstelsel, dat is opgebouwd door sociale strijd van generaties, zeer bureaucratisch en ingewikkeld geworden. Mede door deze professionalisering komt het stelsel steeds verder af te staan van de deelnemers die niet meer beseffen dat de fondsen er voor hen zijn om hun gespaarde uitgestelde loon te beheren en pensioen uit te keren. Bovendien hebben zij weinig of geen invloed op de gang van zaken bij de fondsen.

Vanaf de jaren ‘80 van de vorige eeuw is politieke druk ontstaan om sociale voorzieningen te privatiseren omdat de markt efficiëntie en keuzevrijheid zou bevorderen.
De Wet Toekomst Pensioenen (WTP) is een resultaat van deze trend en betekent het einde van pensioen als arbeidsvoorwaarde, als sociale voorziening. Het pensioen wordt dan een financieel product dat gekocht wordt met de ingelegde premie en de toetsing aan efficiëntie en echte keuzevrijheid ontbreekt volledig.