oude jonge 1

Toezichthouder op de pensioenfondsen is De Nederlandsche Bank (DNB). DNB moet deze taak combineren met haar belangrijkste andere functies: toezicht op de banken en stabilisering van de nationale economie. Deze functies conflicteren duidelijk met een functie als toezichthouder op pensioenfondsen omdat DNB geneigd zal zijn het toezicht op een vermogen van 1500 miljard (dit is bijna twee keer het Bruto Nationaal Product van Nederland) te zien als financieel instrument voor haar taak de nationale economie te stabiliseren. En verder blijkt dat DNB de toezichtregels voor de banken, die gericht zijn op de korte termijn liquiditeit, ook toepast op de pensioenfondsen. Voor de pensioenfondsen gaat het juist om solvabiliteit op de langere termijn. Omdat een pensioenfonds jaarlijks niet meer dan een paar procent van het totale vermogen aan pensioen uitkeert heeft een pensioenfonds nooit een liquiditeitsprobleem.

Dat dit geen fictie is blijkt uit de negatieve houding van DNB tegenover de toezegging van veel pensioenfondsen om pensioenopbouw en pensioenuitkering te indexeren. Het betreft compensatie van het verlies aan koopkracht door inflatie. DNB staat op het standpunt dat bij de bepaling of de dekkingsgraad van een fonds voldoende is om te indexeren, de discontovoet voor deze bepaling gebaseerd moet worden op de laagste rente in de markt zoals de rente op obligaties en staatsleningen. Aandelen worden wel tot het vermogen van een pensioenfonds gerekend maar volgens DNB moet het pensioenfonds rekenen alsof er op de aandelen nooit meer rendement gemaakt zal worden dan op een staatslening. Het feit dat historisch het rendement van pensioenfondsen altijd veel hoger is geweest mag van DNB geen rol spelen bij de bepaling van verwachte rendementen in de toekomst. Feitelijk worden pensioenfondsen door DNB gedwongen zichzelf arm te rekenen terwijl ze juist uitzonderlijk rijk zijn.

Hoewel DNB zegt dat hun regels zorgen voor stabiliteit van de pensioenen is de werkelijkheid juist omgekeerd. Doordat pensioenfondsen lange looptijden op hun verplichtingen hebben, werken renteveranderingen versterkt door op het pensioenfonds. Een renteverhoging van 1renteverandering resulteer in ongeveer 15% verhoging van de dekkingsgraad van het fonds. Om dit effect te compenseren dwingt DNB de pensioenfondsen om de rente af te dekken met ingewikkelde financiële producten zoals rentederivaten. Door de stijging van de rente van 0.5% in 2021 naar ongeveer 2,5% eind 2023 hebben de gezamenlijke pensioenfondsen ongeveer 250 miljard verloren op deze renteverzekeringen. Maar omdat de pensioenverplichtingen volgens de rekenmethode van DNB nog veel sneller in waarde waren gedaald, konden de fondsen in 2023 ineens wel weer indexeren. En dat terwijl de vermogens met ongeveer 20% zijn gedaald.

De rekenregels van DNB zorgen er voor dat bij iedere renteverandering de dekkingsgraad wild op en neer beweegt en zo ontwricht DNB het hele pensioensysteem. Door de lage rente in de periode 2008 – 2021 konden de pensioenaanspraken en -uitkeringen van deelnemers aan pensioenfondsen, volgens de rekenmethode van DNB niet worden geïndexeerd. Dit heeft geleid tot een verlies aan koopkracht van 25% dat met de jaren steeds verder oploopt. Maar dat vinden ze bij DNB geen probleem. Een directeur pensioentoezicht van DNB heeft op een pensioencongres openlijk gezegd dat indexatie van pensioenen nergens voor nodig is. Het staat niet in de wet en bankrekeningen worden toch ook niet geïndexeerd, dus wat is het probleem?

Het Nederlandse parlement weigerde tot nu toe deze strijdigheid van toezichthouder op pensioenfondsen met de hoofdtaak van DNB te erkennen en benoemde geen andere toezichthouder, zoals in alle andere landen van Europa wel het geval is.