oude jonge 1

Op 5 februari 1996 publiceert De Volkskrant een artikel van Hans Moleman getiteld, 'Verzekeraars willen media bewerken met groot offensief', waarin wordt onthuld dat pensioenverzekeraars met een mediacampagne meer toegang willen krijgen tot de lucratieve pensioenmarkt. Zij menen dat die markt ten onrechte voor hen is gesloten door de wettelijke verplichtstelling voor werknemers om deel te nemen aan een bedrijfspensioenfonds als de werkgever daarbij is aangesloten.
Het onderzoek dat de verzekeraars laten doen, hoe via lobby de pensioenmarkt kan worden opengebroken, kan gezien worden als de eerste serieuze aanval op de arbeidsvoorwaarde pensioen die in 2023 met succes wordt afgesloten met de Wet Toekomst Pensioenen.
Deze ontwikkeling wordt beschreven in vier episodes:

  • 1996 – 2006: Eerste schermutselingen rond de arbeidsvoorwaarde pensioen
  • 2006 – 2012: Eerste concrete aanvallen op de arbeidsvoorwaarde pensioen
  • 2012 – 2020: Uitholling van de arbeidsvoorwaarde pensioen krijgt vorm
  • 2020 – Nu:    Exit arbeidsvoorwaarde pensioen: pensioen wordt financieel product

 

1996 – 2006
Eerste schermutselingen rond de arbeidsvoorwaarde pensioen

Het kabinet Kok I bepleit in de Nota Werken aan Zekerheid (96/97) dat regelingen voor aanvullend pensioen beter zijn toegesneden op de toekomst als ze inspelen op de wensen van verzekeraars. Deze beleidsnota wordt vervolgens uitgewerkt in verschillende documenten. De hierdoor ontstane politieke druk leidt in 1997 bij werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid (STAR) tot een Convenant over Arbeidspensioenen. De STAR werkt dit samen met de CSO (Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties) uit in het Convenant, uitvoering pensioenregelingen.

Deze documenten kunnen worden gezien als het startpunt van fundamentele wijzigingen in het naoorlogse pensioenstelsel.

Hoewel het kabinet Kok I sociale partners onder druk zet de pensioenvoorziening te vernieuwen, besteden partijen, behalve D66, in de verkiezingsprogramma’s hier weinig aandacht aan. Maar de politieke druk vanuit het kabinet blijft want in 1999 brengt de Sociaal Economische Raad (SER) een advies uit aan het kabinet Kok II over een Fiscale Oudedagsparaplu waarin de fiscalisering van de oudedagsvoorziening wordt voortgezet: de pensioenpremie blijft aftrekbaar en de pensioenuitkering blijft belast. In 2002 valt het kabinet over de ‘kwestie Srebrenica' maar de volgende kabinetten Balkenende zetten de pensioenplannen verder door.
Dit blijkt uit de brieven van Kamerstukken 28294 “Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet” uit 2002 tot 2004. Tevens kan worden geconstateerd dat in de ‘Hoofdlijnen’ al wordt voorgesorteerd op de latere WTP.

In 2004 verschijnt het PALMNET-rapport (Pensioen Asset en Liability Model voor Nederland) van De Nederlandsche Bank (DNB). Het behelst een nieuwe manier van berekenen hoe pensioenfondsen op lange termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen. In lijn daarmee stuurt minister De Geus (kabinet Balkenende II) in 2005 de nota Financiële Opzet en Positie van Pensioenfondsen naar de vaste commissie. Uit de beantwoording van vragen van de commissie blijkt dat er weinig tot geen ruimte is tot wijziging van de nota.

In datzelfde jaar fuseert de Pensioen- en Verzekeringskamer met DNB, waardoor het toezicht op pensioenfondsen in Nederland bij de centrale bank wordt ondergebracht: een unicum in de wereld. Het beleid van Nederlandse Pensioenfondsen wordt daarmee instrument van nationale financiële stabiliteit en staat niet meer primair in dienst van de belangen van pensioendeelnemers. Het toezicht op fondsen roept veel vragen op in de Tweede Kamer. ook omdat dit de aanleiding blijkt te zijn voor een mogelijk vertrek van een pensioenfonds naar het buitenland. 

In 2005 wordt de denktank en kennisplatform NETSPAR opgericht door 26 organisaties: 18 overheidsorganisaties, DNB, enige verzekeraars en banken en pensioenadministratiekantoren. Met honderden onderzoeksrapporten, adviezen en workshops gaat Netspar de weg plaveien om van de arbeidsvoorwaarde pensioen een financieel product te maken.

 

2006 – 2012
Eerste concrete aanvallen op de arbeidsvoorwaarde pensioen

In 2004 wordt het Financieel Toetsingskader (FTK) ontwikkeld door DNB. In 2007 wordt de Pensioen- en Spaarfondsenwet vervangen door de Pensioenwet en treedt ook het FTK in werking. Ondanks de bezwaren vanuit de commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt de wet zonder noemenswaardige aanpassingen aangenomen door de Tweede Kamer. In het FTK wordt de vaste rekenrente van 4% vervangen door principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie. Pensioenen worden daarmee ondergeschikt aan nationaal financieel beleid. Hiertoe wordt de vaste rekenrente vervangen door de risicovrije rente, die daarna nog enige keren is aangepast tot de huidige UFR (Ultimate Forward Rate).

Vanaf 2007 worden de pensioenfondsen verplicht om deze variabele rente op staatsleningen te gebruiken als discontovoet. Uit opportunisme omdat de rente op dat moment hoog is verzet FNV zich niet! Er is echter nooit duidelijk gemaakt voor welk probleem deze wijziging een oplossing zou zijn.

In de Tweede Kamer wordt o.a. gedebatteerd over de positie van het stelsel in Nederland in vergelijking met het buitenland. Punt van kritiek in de Kamer is de wijze van toezicht, die in Nederland bij DNB berust, waardoor de belangen van pensioendeelnemers niet meer voorop staan. Integendeel, gaandeweg wordt duidelijk dat het gespaarde, uitgestelde en collectief beheerde loon een instrument is geworden voor nationale financiële stabiliteit.

De Pensioenwet is nog maar net in werking of de financiële wereld wordt geteisterd door de bankencrisis van 2008 – 2009. Pensioenfondsen zien daardoor hun beleggingen in waarde verminderen. Door minister Donner (kabinet Balkenende IV) wordt steun toegezegd in ruil voor verhoging van de pensioenleeftijd.

Met het FTK, de verhoging van de pensioenleeftijd en pleidooien voor individualisering wordt het effect van de inspanningen van Netspar duidelijk. Deze inspanningen zijn er op gericht om het pensioenstelsel te moderniseren. 

Op 4 juni 2010 presenteert de STAR het Pensioenakkoord voorjaar 2010. Daarin stemt zij in met een verhoging van zowel de pensioen- als de AOW-leeftijd, maar er moet nog veel worden uitgewerkt. De uitwerking van het akkoord leidt bij de FNV-bonden tot grote verdeeldheid. AbvaKabo kritiseert dat er niets geregeld wordt over vroegpensioen en voor zware beroepen. Bondgenoten vindt de uitwerking een ‘casino-pensioen’. Door toezeggingen van Minister Kamp over vroegpensioen voor lagere inkomens en mensen met zwaardere beroepen gaat de FNV-top toch akkoord. FNV Bondgenoten en AbvaKabo blijven het akkoord afwijzen.

Deze crisis in de FNV is aanleiding voor FNV-voorzitter Agnes Jongerius om af te treden. De leiding van de FNV verzoekt Han Noten (PvdA) en Herman Wijffels (CDA) om een oplossing te vinden. Zij komen met het voorstel voor een fusie van de bij de FNV aangesloten bonden en een bijbehorende nieuwe aansturingsstructuur.

Minister Kamp acht zich intussen niet meer gebonden aan zijn toezegging voor vroegpensioen. Achter de schermen worden de besprekingen over een nieuw pensioenstelsel voortgezet.

Ondertussen zwijgen Politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s nog steeds over pensioenhervorming.

 

2012 – 2020
Uitholling van de arbeidsvoorwaarde pensioen krijgt vorm

Na de fusie van de FNV-bonden tot een ‘ongedeelde’ bond met enkele geassocieerde zelfstandige bonden volgt FNV een tweesporenbeleid m.b.t. pensioenen. Achter de schermen wordt door het FNV-pensioenteam samen met werkgevers en het ministerie van SZW gewerkt aan een nieuw pensioenstelsel. De politiek werkt hier volop aan mee. 
Op voorstel van de Toezichthouder DNB wordt het Financieel Toetsingskader (FTK) aangepast tot een nieuw FTK (nFTK) waarbij de dekkingsgraad van pensioenfondsen nog stringenter gekoppeld wordt aan rente en niet aan beleggingsrendement.
Tegelijkertijd wordt binnen de sector FNV-senioren, aan de hand van enquêteresultaten onder leden, gewerkt aan een pensioenvisie. Deze visie, zoals gepresenteerd in de nota, Samen delen, een sterke keuze, wordt na vaststelling door de sector ook door het FNV-Ledenparlement overgenomen. In die nota blijkt grote steun voor handhaven en verbeteren van het bestaande pensioenstelsel maar wordt in de formuleringen de deur opengehouden naar stelselwijziging zoals afschaffen van de doorsneesystematiek.

De voortgang en beleidskeuzes voor het nieuwe pensioenstelsel waar het FNV-pensioenteam aan werkt worden in informatiebijeenkomsten met de achterban gedeeld. De vraag “Waarom wordt één van de beste pensioenstelsels ter wereld niet verbeterd maar vervangen door een nieuw stelsel?” komt op die bijeenkomsten echter geen antwoord. Voor de kaderleden is dit de reden om bijeen te komen en een Open Brief aan de voorzitter van FNV te sturen. Op 26 oktober 2017 treedt het kabinet-Rutte III aan. Hierin wordt de PvdA uit Rutte II ingewisseld voor CDA, D66 en CU. Dit is voor de FNV aanleiding om een offensief aan te kondigen tegen de plannen van dit kabinet. In Tivoli in Utrecht wordt op 13 januari 2018 de aftrap gegeven van de strijd tegen ‘de race naar de bodem’. Op deze bijeenkomst krijgt het na de Open Brief opgerichte actiecomité ‘Red het Pensioenstel’ alle ruimte haar ongenoegen over de pensioenplannen te uiten. Het comité gaat deel uitmaken van het FNV Offensief, maar het FNV Offensief kan niet op volledige steun binnen de FNV rekenen waarop de campagneleider, tevens vicevoorzitter van de FNV, uit het bestuur stapt.

Na de FNV Offensief campagne waarbij tienduizenden leden in actie kwamen ging op 28 mei 2019 ook het openbaar vervoer in staking. Hierbij waren de eisen:

  1. Bevries de AOW leeftijd op 66 jaar en schaf de RVU boete af.
  2. Indexatie voor elke generatie.
  3. Een goed pensioen voor iedereen.
  4. We accepteren geen verslechteringen en
  5. Solidariteit en Collectiviteit

Op 29 mei volgt een actie speciaal voor de eis tot vroegpensioen voor zware beroepen. Mede door druk van deze acties wordt in juni 2019 opnieuw een pensioenakkoord overeengekomen tussen kabinet, werkgevers en werknemers. Dit akkoord is nog weinig concreet en gaat nauwelijks in op de bovengenoemde vijf eisen, waarvoor actie is gevoerd. De enige wijziging die op dat moment wordt gerealiseerd is de aanpassing dat de wens van het kabinet om de AOW-leeftijd 1 op 1 mee te laten stijgen met de gemiddelde levensverwachting enigszins wordt gewijzigd. In plaats van 1 op 1, wordt dit 2 op 3: een jaar stijging van de levensverwachting leidt tot 8 maanden later met pensioen. Digitaal wordt het akkoord voorgelegd aan de leden. Slechts een kwart van de leden reageert hierop, van wie 75% instemt.

In de landelijke pensioendiscussie wordt de visie van Netspar leidend. De politieke partijen nemen in hun verkiezingsprogramma’s pas in 2017 posities in. De regeerakkoorden van 2012 en 2017 zijn niettemin steeds gedetailleerder over het gewenste pensioenstelsel. Echter prominenten onder pensioendeskundigen hebben grote twijfels over de richting van een nieuw pensioenstelsel. Zij sturen een brief naar de Tweede Kamer om hun verontrusting te uiten.

In 2020 wordt de uitwerking van het akkoord uit 2019 naar de tweede kamer gestuurd. Daarin wordt duidelijkheid geschapen over het nieuwe pensioenstelsel.

 

2020 – heden
Exit arbeidsvoorwaarde pensioen: pensioen wordt financieel product

In 2020 komen kabinet, werkgevers en werknemers een uitwerking van het pensioenakkoord overeen. Hierin is veel onduidelijkheid verdwenen. Het stelsel wordt een premiestelsel, d.w.z. dat de pensioenuitkering niet meer leidend is: alleen de premie staat vast en alle risico’s zijn voor de deelnemers. Dus de arbeidsvoorwaarde om bij pensionering je bereikte levenspeil te kunnen voortzetten wordt door de FNV opgegeven! De uitkering evenals de pensioenopbouw wordt afhankelijk van leeftijdsafhankelijke financiële rendementen van het pensioenfonds.

Van de belangrijke voorwaarden van de FNV, het vroegpensioen voor zwaar werk en pensioen voor flexwerkers en zzp-ers, is in de uitwerking weinig tot niets geregeld. Door individualisering van het stelsel (o.a. door beleggen in leeftijdscohorten en compartimentering van pensioenregelingen) wordt solidariteit en collectiviteit ondermijnd. Deze uitwerking van het pensioenakkoord uit 2019 wordt in de FNV niet meer aan alle leden voorgelegd, maar uitsluitend aan de 100 leden van het Ledenparlement. Die gaan uiteindelijk, onder dreiging van de voorzitter met opstappen, akkoord met 60 tegen 40.

De werkgroepen van het ministerie, waarin ook sociale partners zijn vertegenwoordigd, werken vervolgens verder aan het wetsontwerp Wet Toekomst Pensioenen. De pensioenfondsen bereiden zich voor op overgang naar het nieuwe stelsel dat in de nieuwe wet wordt geregeld. Politieke partijen volgen de aangegeven ‘modernisering’ van pensioen naar financieel product. Het regeerakkoord van Rutte IV beperkt zich tot de opmerking: "We voeren het pensioenakkoord uit voor een goed en fatsoenlijk pensioen voor alle generaties.". Adviescolleges, deskundigen en prominenten voorzien echter grote problemen.

Het debat in de Kamer over de wet van 73 pagina’s met een Memorie van Toelichting van 636 pagina’s liep door onbekendheid van kamerleden met deze materie uit op een artikelsgewijze behandeling en werd met een 20-tal aangenomen amendementen door de Tweede Kamer aangenomen. De WTP wordt door de Tweede Kamer geloodst met steun van GroenLinks en de PvdA. Echter bij de hoorzittingen in de Eerste Kamer, voorafgaand aan de behandeling van de WTP in februari 2023, blijkt bij pensioendeskundigen een groeiend besef van de schade die het nieuwe stelsel gaat opleveren.

De vakbeweging geeft met haar steun aan de wet niet alleen de arbeidsvoorwaarde pensioen op, maar wordt bovendien prominent pleitbezorger van het nieuwe stelsel zoals vastgelegd in de WTP. De WTP wordt niet meer aan het Ledenparlement, laat staan de leden, voorgelegd, maar de inhoud wordt toegelicht in bijeenkomsten in het land en in webinars.

Pensioenfondsen moeten ondertussen nog met het oude stelsel werken. De enige manier voor de pensioenfondsen om met een variabele rekenrente (FTK) de dekkingsgraad te stabiliseren was om te gaan beleggen in lang lopende staatsleningen en rentederivaten. Door de stijgende rente in 2022 is het pensioenvermogen van 1850 miljard gedaald tot ongeveer 1500 miljard. Het grootste deel van dit verlies komt niet door de aandelen portefeuille maar juist door de obligatie portefeuille en de rentederivaten die de fondsen, gedwongen door de toezichtregels van DNB, moesten aanschaffen. 

Nadat de WTP, met vele amendementen, door het parlement is aangenomen gaan Pensioenfondsen samen met sociale partners met de uitvoering aan de slag. Daarin doen zich vele keuzes voor zoals het kiezen voor een ‘flexibel’ of ‘solidair stelsel’. Per pensioenfonds worden af en toe ‘onderhandelingsresultaten’ aan de media toevertrouwd zonder dat deelnemers in de keuzes zijn betrokken. Ook pensioen-belangenorganisaties zoals de NBP worden niet betrokken bij de uitwerking en toepassing van de wet door de verschillende fondsen.
Omdat pensioenopbouw en pensioenverplichtingen worden erkend als individueel eigendom, zijn juridische gevolgen van deze bureaucratische handelswijze onontkoombaar. De politieke wijzigingen in het parlement na de verkiezingen van 15 november wijzen ook op toenemende onzekerheid over uitvoering van de wet.