Op 5 februari 1996 publiceert De Volkskrant een artikel dat pensioenverzekeraars meer toegang willen krijgen tot de lucratieve pensioenmarkt. Zij menen dat die markt ten onrechte voor hen is gesloten door de wettelijke verplichtstelling voor werknemers om deel te nemen aan een bedrijfspensioenfonds als de werkgever daarbij is aangesloten.
Het onderzoek dat de verzekeraars laten doen, hoe via lobby de pensioenmarkt kan worden opengebroken, kan gezien worden als de eerste serieuze aanval op de arbeidsvoorwaarde pensioen die in 2023 met succes wordt afgesloten met de Wet Toekomst Pensioenen.
Deze ontwikkeling wordt beschreven in vier episodes:
- 1996 – 2006: Inleidende beschietingen op de arbeidsvoorwaarde pensioen
- 2006 – 2011: Eerste concrete aanvallen op de arbeidsvoorwaarde pensioen
- 2011 – 2020: Uitholling van de arbeidsvoorwaarde pensioen krijgt vorm
- 2020 – Nu: Exit arbeidsvoorwaarde pensioen: pensioen wordt financieel product
1996 – 2006
Eerste schermutselingen rond de arbeidsvoorwaarde pensioen
Het kabinet Kok I bepleit in de Nota Werken aan Zekerheid (96/97) dat regelingen voor aanvullend pensioen beter zijn toegesneden op de toekomst als ze inspelen op de wensen van verzekeraars. Deze beleidsnota wordt vervolgens uitgewerkt in verschillende documenten. Deze politieke druk leidt in 1997 bij werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid (STAR) tot een Convenant over Arbeidspensioenen. De STAR werkt dit samen met de CSO (Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties) uit in het Convenant, uitvoering pensioenregelingen.
Deze documenten kunnen worden gezien worden als het startpunt van fundamentele wijzigingen in het naoorlogse pensioenstelsel.
Hoewel het kabinet Kok I sociale partners onder druk zet de pensioenvoorziening te vernieuwen besteden partijen, behalve D66, in de verkiezingsprogramma’s hier weinig aandacht aan. Maar de politieke druk blijft want in 1999 brengt de Sociaal Economische Raad (SER) een advies uit aan het kabinet Kok II over een Fiscale Oudedagsparaplu dat achteraf het startdocument blijkt van fiscalisering van de oudedagsvoorziening. Uit de beantwoording van de vragen aan de Kamer over dit advies blijkt dat daar het fundament wordt gelegd voor de latere WTP.
In de brieven uit Kamerstukken 28294 “Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet” uit 2002 tot 2004 wordt al voorgesorteerd op de latere WTP.
In 2004 verschijnt het PALMNET-rapport (Pensioen Asset en Liability Model voor Nederland) van De Nederlandsche Bank (DNB). Het behelst een nieuwe manier van berekenen hoe pensioenfondsen op lange termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen. En in lijn daarmee stuurt minister De Geus (kabinet Balkenende II) in 2005 de nota Financiële Opzet en Positie van Pensioenfondsen naar de vaste commissie. Uit de beantwoording van vragen van de commissie blijkt dat er weinig tot geen ruimte is tot wijziging van de nota.
In datzelfde jaar fuseert de Pensioen- en Verzekeringskamer met DNB, waardoor het toezicht op pensioenfondsen in Nederland bij de centrale bank wordt ondergebracht: een unicum in de wereld. Het beleid van Nederlandse Pensioenfondsen wordt daarmee instrument van nationale financiële stabiliteit en staat niet meer primair in dienst van de belangen van pensioendeelnemers. Deze vorm van toezicht roept veel vragen op in de Tweede Kamer.
In 2005 wordt de denktank en kennisplatform NETSPAR opgericht door 26 organisaties: 18 overheidsorganisaties, DNB, enige verzekeraars en banken en pensioenadministratiekantoren. Met honderden onderzoeksrapporten, adviezen en workshops gaat Netspar de weg plaveien om van de arbeidsvoorwaarde pensioen een financieel product te maken.
2006 – 2011
Eerste concrete aanvallen op de arbeidsvoorwaarde pensioen
In 2004 wordt het Financieel Toetsingskader (FTK) ontwikkeld door DNB. In 2007 wordt Pensioen- en Spaarfondsenwet vervangen door de Pensioenwet en treedt ook het FTK in werking. Ondanks de bezwaren vanuit de commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt de wet zonder noemenswaardige aanpassingen aangenomen door de Tweede Kamer. In het FTK wordt de vaste rekenrente van 4% vervangen door principes van marktwaardering, risicogebaseerde financiële eisen en transparantie. Pensioenen worden daarmee ondergeschikt aan nationaal financieel beleid.
Vanaf 2007 worden de pensioenfondsen verplicht om deze variabele rente op staatsleningen te gebruiken als discontovoet, maar er is nooit duidelijk gemaakt voor welk probleem deze wijziging een oplossing zou zijn.
In de Tweede Kamer wordt o.a. gedebatteerd over de positie van het stelsel in Nederland in vergelijking met het buitenland. Punt van kritiek in de Kamer is de wijze van toezicht, die in Nederland bij DNB is belegd waardoor de belangen van pensioendeelnemers niet meer voorop staan.
De Pensioenwet is nog maar net in werking of de financiële wereld wordt geteisterd door de bankencrisis van 2008 – 2009. Pensioenfondsen zien daardoor hun beleggingen in waarde verminderen. Door minister Donner (kabinet Balkenende IV) wordt steun toegezegd in ruil voor verhoging van de pensioenleeftijd.
Met het FTK en de verhoging van de pensioenleeftijd worden de effecten van de inspanningen van Netspar duidelijk.
Op 4 juni 2010 presenteert de STAR het Pensioenakkoord voorjaar 2010, waarin zij instemt met een verhoging van zowel de pensioen- als de AOW-leeftijd. Maar er moet nog veel worden uitgewerkt. De uitwerking van het akkoord leidt bij de FNV-bonden tot grote verdeeldheid. Door toezeggingen van Minister Kamp over vroegpensioen voor lagere inkomens en mensen met zwaardere beroepen gaat de FNV toch akkoord. FNV Bondgenoten en AbvaKabo blijven het akkoord afwijzen.
Deze crisis in de FNV is aanleiding voor FNV-voorzitter Agnes Jongerius om af te treden. De FNV leiding verzoekt Han Noten (PvdA) en Herman Wijffels (CDA) om een oplossing te vinden. Zij komen met het voorstel voor een fusie van de bij de FNV aangesloten bonden en een bijbehorende nieuwe aansturingsstructuur. Intussen acht Minister Kamp zich niet gebonden aan zijn toezegging voor vroegpensioen en worden achter de schermen de besprekingen over een nieuw pensioenstelsel voortgezet.
Ondertussen zwijgen Politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s nog steeds over pensioenhervorming.
2011 – 2020
Uitholling van de arbeidsvoorwaarde pensioen krijgt vorm
Na de fusie van de FNV-bonden tot een ‘ongedeelde’ bond met enkele geassocieerde zelfstandige bonden volgt FNV een tweesporenbeleid m.b.t. pensioenen. Enerzijds wordt achter de schermen door het FNV-pensioenteam samen met werkgevers en het ministerie van SZW gewerkt aan een nieuw pensioenstelsel. De politiek werkt hier volop aan mee. Tegelijkertijd wordt binnen de sector FNV-senioren, aan de hand van enquêteresultaten onder leden, gewerkt aan een pensioenvisie. Deze visie, zoals gepresenteerd in de nota, Samen delen, een sterke keuze, wordt na vaststelling door de sector ook door het Ledenparlement overgenomen. In die nota blijkt grote steun voor handhaven en verbeteren van het bestaande pensioenstelsel maar wordt in de formuleringen de deur opengehouden naar stelselwijziging zoals afschaffen van de doorsneesystematiek.
De voortgang en beleidskeuzes voor het nieuwe pensioenstelsel waar het FNV-pensioenteam aan werkt worden in informatiebijeenkomsten met de achterban gedeeld. Op die bijeenkomsten wordt de vraag niet beantwoord waarom “één van de beste pensioenstelsels ter wereld”, niet wordt verbeterd maar vervangen door een nieuw stelsel. Reden voor kaderleden bijeen te komen en een Open Brief aan de voorzitter van FNV te sturen. Op 26 oktober 2017 treedt het kabinet-Rutte III aan waarin de PvdA uit Rutte II wordt ingewisseld voor CDA, D66 en CU, voor de FNV aanleiding om een offensief te ontketenen tegen de plannen van dit kabinet. In Tivoli in Utrecht wordt op 13 januari de aftrap gegeven van de strijd tegen ‘de race naar de bodem’. Op deze bijeenkomst krijgt het na de Open Brief opgerichte actiecomité ‘Red het Pensioenstel’ alle ruimte haar ongenoegen over de pensioenplannen te uiten. Het comité gaat deel uitmaken van FNV Offensief, maar kan niet op volledige steun binnen de FNV rekenen waarop de campagneleider en vicevoorzitter van de FNV uit het bestuur stappen.
De enige manier voor de pensioenfondsen om met een variabele rekenrente (FTK) de dekkingsgraad te stabiliseren was om te gaan beleggen in lang lopende staatsleningen en rentederivaten. Door de stijgende rente in 2022 is het pensioenvermogen van 1850 miljard gedaald tot ongeveer 1500 miljard. Het grootste deel van dit verlies komt niet door de aandelen portefeuille maar juist door de obligatie portefeuille en de rentederivaten die de fondsen, gedwongen door de toezichtregels van DNB, moesten aanschaffen.
Na de FNV Offensief campagne waarbij tienduizenden leden in actie kwamen ging op 28 mei 2019 ook het openbaar vervoer in staking voor de eisen:
- Bevries de AOW leeftijd op 66 jaar en schaf de RVU boete af.
- Indexatie voor elke generatie.
- Een goed pensioen voor iedereen.
- We accepteren geen verslechteringen en
- Solidariteit en Collectiviteit
Op 29 mei volgt een actie speciaal voor de eis tot vroegpensioen voor zware beroepen. In 2019 wordt opnieuw een pensioenakkoord overeengekomen tussen kabinet, werkgevers en werknemers. In de uitwerking van dat akkoord in 2020 is nog weinig concreet. De enige wijziging die op dat moment wordt gerealiseerd is de aanpassing dat de wens van het kabinet om de AOW-leeftijd 1 op 1 mee te laten stijgen met de gemiddelde levensverwachting wordt gewijzigd in 2 op 3: een jaar stijging van de levensverwachting leidt tot 8 maanden later met pensioen. Digitaal wordt het akkoord voorgelegd aan de leden van wie 75% instemt.
In de pensioendiscussie wordt de visie van Netspar leidend. De politieke partijen nemen in hun verkiezingsprogramma’s in 2012 en 2017 posities in. De regeerakkoorden van 2012 en 2017 zijn eveneens zeer gedetailleerd over het gewenste stelsel. Echter prominenten onder pensioendeskundigen hebben grote twijfels over de richting van een nieuw pensioenstelsel. Zij sturen een brief naar de Tweede Kamer om hun verontrusting te uiten.
2020 – heden
Exit arbeidsvoorwaarde pensioen: pensioen wordt financieel product
In 2020 komen kabinet, werkgevers en werknemers een uitwerking van het pensioenakkoord overeen. Hierin is veel onduidelijkheid verdwenen. Het stelsel wordt een premiestelsel, d.w.z. dat de pensioenuitkering niet meer leidend is: alleen de premie staat vast en alle risico’s zijn voor de deelnemers. Dus de arbeidsvoorwaarde om bij pensionering je levenspeil te kunnen voortzetten wordt opgegeven! De uitkering evenals de pensioenopbouw wordt afhankelijk van leeftijdsafhankelijke financiële rendementen van het pensioenfonds.
Van de belangrijke voorwaarden van de FNV, het vroegpensioen voor zwaar werk en pensioen voor flexwerkers en zzp-ers, is in de uitwerking weinig tot niets geregeld. Door individualisering van het stelsel (o.a. door beleggen in leeftijdscohorten en compartimentering van pensioenregelingen) wordt solidariteit en collectiviteit ondermijnd. Deze uitwerking wordt in de FNV niet meer aan alle leden voorgelegd, maar uitsluitend aan de 100 leden van het Ledenparlement. Die gaan uiteindelijk, onder dreiging van de voorzitter met opstappen, akkoord met 60 tegen 40.
De werkgroepen van het ministerie, waarin ook sociale partners zijn vertegenwoordigd, werken vervolgens verder aan het wetsontwerp Wet Toekomst Pensioenen. De vakbeweging geeft met haar steun aan de wet de arbeidsvoorwaarde pensioen op, en wordt prominent pleitbezorger van het nieuwe stelsel zoals vastgelegd in de WTP. De pensioenfondsen bereiden zich voor op overgang naar de nieuwe wet. Politieke partijen volgen de aangegeven ‘modernisering’ van pensioen naar financieel product. Het regeerakkoord van Rutte IV beperkt zich tot de opmerking: "We voeren het pensioenakkoord uit voor een goed en fatsoenlijk pensioen voor alle generaties.". Adviescolleges, deskundigen en prominenten voorzien echter grote problemen.
Het debat in de Kamer over de wet van 73 pagina’s met een Memorie van Toelichting van 636 pagina’s liep door onbekendheid van kamerleden met deze materie uit op een artikelsgewijze behandeling en werd met een 20-tal aangenomen amendementen door de Tweede Kamer aangenomen. De WTP wordt door de Tweede Kamer geloodst met steun van GroenLinks en de PvdA.
De vakbeweging geeft met haar steun aan de wet de arbeidsvoorwaarde pensioen op en wordt prominent pleitbezorger van het nieuwe stelsel zoals vastgelegd in de WTP. De WTP wordt niet meer aan leden of aan het Ledenparlement voorgelegd, maar in bijeenkomsten in het land wordt de inhoud uitgelegd. De pensioenfondsen bereiden zich voor op overgang naar de nieuwe wet.
Ook bij de hoorzittingen in de Eerste Kamer, voorafgaand aan de behandeling van de WTP in februari 2023, blijkt het groeiende besef bij pensioendeskundigen van de schade die het nieuwe stelsel gaat opleveren.