Na de afwaardering van de rating van de Verenigde Staten en de al bestaande problemen met Spanje en Italië werd met angst en beven uitgekeken naar de opening van de beurzen. Het werd tot het moment dat dit wordt geschreven geen “Black Monday” maar niettemin zakten de koersen nog verder weg met alle gevolgen ook voor de pensioenfondsen.

Hippo Potamus vindt inspiratie bij Johan Cruijff en vraagt zich af of al die economische rampen die ons de laatste jaren treffen niet veel minder hard waren aangekomen als de verantwoordelijken die de signalen zagen, de solidariteit van het gesloten front van hun club hadden doorbroken en tijdig hun twijfels hadden gemeld. Zie zijn weblog met de titel ‘Johan Cruijff, de verlosser, als lid van de RVC’ draagt.

Een goed voorbeeld van zo’n gesloten front was te vinden in het FD van de afgelopen week. waarin verteld wordt over het ontstaan begin jaren ’90 van de Europese  Monetaire Unie, het voortraject van de Euro. De deskundigen zagen dat alleen een monetaire unie van Duitsland, de Benelux, Frankrijk en Denemarken kans van slagen had en dat de rest van de lidstaten later zou kunnen aansluiten als ze er klaar voor waren. De Duitse minister van Financiën vergeleek het met een groep bergbeklimmers die aan hetzelfde touw vastzitten en die niemand kunnen gebruiken die ook de rest in het ravijn kan laten storten. Jammer genoeg blijft dit plan binnenskamers want de top in Maastricht moest een succes worden.

Landen als Griekenland, Italië, Spanje en Portugal hadden pas tot de eurozone mogen worden toegelaten nadat ze bewezen hadden dat zij konden voldoen aan de strenge eisen. De reddingsoperaties van Griekenland en Ierland hebben wij al gehad. Naast het al bestaande rampenfonds moet de Europese Centrale Bank nu staatsobligaties van Italie en Spanje gaan opkopen om het schip drijvende te houden. Allemaal noodgrepen om te voorkomen dat wij na de uitglijders van de zwakke landen allemaal het ravijn instorten.

Als politieke leiders geen leiderschap tonen en zich laten leiden door partijpolitieke motieven en als dat ook nog gebeurt in het machtigste land van de wereld, dan loopt het echt slecht af. De afwaardering van de triple A status van de V.S. is niet zozeer het gevolg van de financiële problemen want die zijn bij eensgezindheid van Democraten en Republikeinen om de zaak goed aan te pakken, oplosbaar. De afwaardering heeft te maken met het wantrouwen of de politiek in de V.S. dat leiderschap kan opbrengen. Daar is weinig zicht op als je ziet hoe men toch weer elkaar de zwarte piet probeert toe te schuiven.

Dit alles blijft niet zonder gevolgen voor de koersen. De AEX staat weer eens op een dieptepunt, de vrees voor een dubbele dip is weer volop aanwezig. Een aantal pensioenfondsen heeft zich de afgelopen week al moeten melden bij De Nederlandsche Bank omdat de dekkingsgraad weer gedaald is tot beneden de 105%. De dekkingsgraden van het ABP en Zorg en Welzijn zijn op dit moment niet bekend, maar het ABP zit voor bijna 11 miljard in Italiaanse staatsobligaties en Zorg en Welzijn voor bijna 2 miljard. En dan maar vasthouden in het zogenaamde pensioenakkoord aan een maximale premie van 20%. Prof. Dr. Bernard van Praag heeft daar in het FD van vrijdag 5 augustus een uitstekend artikel over geschreven, waarin hij aantoont dat de premie helemaal niet historisch hoog is en dat een hogere premie onze concurrentiepositie niet zal verslechteren, omdat andere landen op het terrein van de pensioenen nog met veel grotere problemen zitten.

Aanvulling op 10 augustus 2011:
Inmiddels is bekend geworden dat de twee grootste pensioenfondsen, ABP en Zorg en Welzijn met hun dekingsgraad weer onder de 100 zijn gezakt, de metaalfondsen PME en PMT zelfs onder de 95. De indexatie voor de gestegen prijzen is verder weg dan ooit.

De heer G, Riemen, directeur van de Pensioenfederatie wil misverstanden uit de weg ruimen. Een nobel streven, maar hij maakt een beginnersfout door elk misverstand als een vooroordeel weg te zetten. In dat kader is het dus goed dat de federatie de eigen vooroordelen ook bestrijdt.

Immers oordeelsvorming stoelt voor een belangrijk deel op verkregen informatie of het achterhouden daarvan. Gepensioneerden bij het ABP bijvoorbeeld baseren hun rechten op informatie van het ABP voor het jaar 1996. De toenmalige overheid was regering, wetgever, werkgever en pensioenfondsbestuurder tegelijk. Voor de huidige Autoriteit Financiële Markten een gruwel, zoveel macht en invloed in één instantie ondergebracht….
Termen als welvaartsvast stonden vetgedrukt in de folders uit die tijd, waarin bovendien de overheid nog min of meer als betrouwbaar werd gezien. Kortom de bron van informatie bleek hoogst onbetrouwbaar en dan de consument beschouwen vanuit de optiek van het vooroordeel is wel heel gemakkelijk. Sterker deze handeling geeft blijk van onvoldoende maatschappelijke kennis en inlevingsvermogen.

Van de talrijke mis(ver) standen kiest de directeur er drie:

  1. Werknemers zouden denken dat er minder geld in de kas is bij de pensioenfondsen dan vóór de crisis. Of de werknemers inderdaad met dit probleem sukkelen, kan worden betwijfeld. De gedachte is wel verklaarbaar als wéér de indexatie achterwege blijft; als wéér de inflatiecijfers zonder de zorgkosten, de energieprijzen en de fiscale lasten er toe leiden dat de koopkracht op jaarbasis met drie tot vier procent wordt uitgehold, elk jaar weer!! Het ontbreken van empathie leidt tot misplaatste arrogantie door deze maatschappelijke feiten af te doen met: vooroordelen.
  2. Werknemers zouden de indruk hebben dat ze meer premie betaald hebben dan ze terugkrijgen via hun pensioenuitkering. Bij geborenen voor 1940 leeft die gedachte inderdaad, want hun pensioen ging de vorige eeuw in en die eindbedragen waren aanmerkelijk lager dan de salarissen nu. Het is dus zinnig in cohorten te denken in plaats van te generaliseren. Met enig sociaal inlevingsvermogen en deskundigheid kan de pensioenfederatie dat toch ook bedenken?
  3. Werknemers zouden denken dat dertig procent van hun premie wordt ingehouden om de bonussen en de salarissen van de pensioenfondsbestuurders te betalen. Ook dit veronderstelde vooroordeel, waarover zeer kan worden getwijfeld, behoeft nuancering. De werknemer van nu ziet dat 20 procent van de bevolking zich manager noemt en meedoet aan asociaal gegraai via bindingspremies, aandelenopties, bijzondere beloningen, gratificaties en torenhoge declaraties en een salarishoogte zonder normbesef en dat deze geldverslaving zich meer uitbreidt in de bestuurslaag onder de top en dat de maatschappelijke diefstal wordt doorberekend in de prijs van product en/of dienst. Het benul van kosten en baten is op de werkvloer beter ontwikkeld dan de directeur denkt. Dit alles karakteriseren als vooroordeel is absurd…

Tenslotte spreekt de directeur over kosten, zonder die nader te omschrijven en vergelijkt zijn pensioenwereldje met commerciële bedrijven. Dit is onbegrijpelijk dwaas. Een bedrijf moet klanten  werven. Bij een pensioenfonds is deelname verplicht. Deze vergelijking gaat net zo mank als de vergelijking tussen een prostituee en een verpleegkundige in relatie tot hun hulp(…..)behoevende klanten, met alle respect voor deze zeer verschillende beroepsgroepen. Voorlichting is een vak en communicatie gedijt het beste in wisselwerking tussen gelijkwaardige deelnemers: besturen en deelnemers (die dus juridische zeggenschap behoren te krijgen). Vooralsnog heeft de pensioenfederatie weinig bijgedragen aan echte duidelijkheid, ook niet met deze vooroordelenvisie. Eerst maar een cursus maatschappijleer en het dan maar weer eens proberen.

Simon van der Schoot

Pensioenfondsen terug bij af !

Na de publicatie van de dekkingsgraden per 30 september 2011 moeten wij concluderen dat de meeste pensioenfondsen terug zijn in de buurt van de dieptepunten na de kredietcrisis in 2008. De dekkingsgraden van de vijf grootste pensioenfondsen waren als volgt:
BPF Bouw  96,4
PF Zorg en Welzijn  91
ABP  90
PME  86
PMT  84,3

Van de toezichthouder moet de dekkingsgraad minimaal 105 zijn, terwijl bij een dekkingsgraad van rond de 130 pas weer volledig mag worden geïndexeerd.
Als de bovengenoemde cijfers niet substantieel verbeteren zullen de vijf grootste fondsen (wellicht met uitzondering van BPF Bouw) in december moeten aankondigen dat zij in april 2013 gaan korten. Naast deze grote pensioenfondsen verkeren ook tal van kleinere fondsen in problemen. Ruim meer dan 1 miljoen gepensioneerden lopen het gevaar dat zij na jarenlang koopkrachtverlies, doordat er niet is geïndexeerd, nu ook nog eens te maken krijgen met een extra korting als klap daar boven op.

Hier kunt u een nieuw weblog ‘Even afrekenen alstublieft! ‘ van Potamus lezen.

Hieronder een nieuwsartikel geschreven door Kees de Vries.

Invaart of uitvaart? – De sfeer was somber en zwaar

Nadat het gejuich van ‘sociale’ partners en regering over de ‘goedkeuring’ van ‘hèt pensioenakkoord’ door de bonden en de aanvaarding van het nieuwe pensioenstelsel in de Tweede Kamer, verstomd was, kwam de ontnuchtering. De confrontatie met de rauwe werkelijkheid omtrent de uitvoeringsproblemen van het nog niet uitgewerkte ‘akkoord’ vond plaats tijdens een recente hoorzitting van de Tweede Kamer. “Pensioenakkoord kan in een nachtmerrie uitmonden “, luidde de veelzeggende kop in het Economiekatern van NRC / Handelsblad van vrijdag 4 november.
Al gedurende de langdurige onderhandelingen waren er felle debatten en het definitieve besluit over ‘hèt pensioenakkoord’ is zwaar omstreden, maar het kan altijd nog erger. De moeizame voorgeschiedenis is slechts de opmaat naar een lijdensweg gedurende de komende uitvoeringspraktijk volgens Gerard Riemen, directeur van de brancheorganisatie van de pensioenfondsen. Die zei over het akkoord en de daaraan verbonden problemen:
Het is uitvoeringstechnisch bijna niet mogelijk en aan de pensioendeelnemers nauwelijks uit te leggen”.

Een omineuze uitspraak, vooral voor de pensioengerechtigden die gedurende het hele onderhandelingsproces door de ‘sociale’ partners angstvallig buiten de deur werden gehouden. Zogenaamd vóór ons, zeker over ons en gegarandeerd zonder ons! Uit de hoorzitting bleek dat het grote knelpunt het overhevelen van de bestaande pensioenrechten was, aangegeven met de verhullende term ‘invaren’ van de bestaande rechten in het nieuwe stelsel. Die rechten zijn namelijk gebaseerd op de contractueel vastgelegde ambitie een structurele prijsindexatie mogelijk te maken. Maar ‘hèt pensioenakkoord’ gaat uit van een voorwaardelijke prijsindexatie gekoppeld aan de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. Daarbij zijn zelfs de nominale aanspraken niet zeker. Dat verstaan Wientjes en de zijnen dus onder een ‘schokbestendig’ pensioen!

Binnen het Nederlandse recht kan dat echter niet zomaar. Kort geleden heeft het Amsterdamse Gerechtshof in de procedure tussen ECN en OMEN (Energieonderzoekscentrum Nederland en de oud-medewerkers daarvan) de uitspraak gedaan: “De werkgever kan de onvoorwaardelijke indexatieregeling niet eenzijdig aanpassen ten aanzien van slapers en gepensioneerden.” Heel duidelijk lijkt het, maar er zit nog een addertje onder het gras, want het Hof vervolgt met: “Het zijn echter wel hele bijzondere omstandigheden, waaruit geen algemene conclusies kunnen worden getrokken.” En daarop: “het Hof overweegt uitdrukkelijk dat het niet onmogelijk is de pensioenregeling voor de slapers en pensioengerechtigden aan te passen”. Niets is dus zeker, want in het betreffende geval waren er zeer bijzondere omstandigheden. Maar behalve het Nederlandse Recht is er ook nog Europees Recht dat zwaar(der) telt.

Het laat zich aanzien dat binnen het Europees Recht pensioenrechten als eigendomsrechten zijn te beschouwen en die zijn binnen het Europees Recht zwaar verankerd. Als dus de voorgenomen overheveling getoetst wordt aan het Europees Recht, valt ernstig te betwijfelen of die overheveling legitiem wordt bevonden! Gedurende het onderhandelingsproces over het akkoord is daar al door meerdere partijen op gewezen. Sterker nog, de landsadvocaat heeft hierover negatief geadviseerd. Om te voorkomen dat dit advies met verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (WOB)1 kon worden opgevraagd heeft het de status van concept-advies gekregen! Met deze juridische spitsvondigheid wordt de transparantie van onze democratie weer eens op de proef gesteld. Helaas moet voor een procedure bij het Europese Hof eerst de Nederlandse rechtsgang worden doorlopen, waardoor het een kwestie van meerdere jaren zal worden en waarbij Wientjes c.s. alle mogelijke vertragingstactieken uit de kast zullen toveren.

De Stichting Pensioenfatsoen heeft overigens al aangekondigd door te procederen tot en met het Europese Hof. Stichting Pensioenfatsoen is een initiatief van de NVOG, de koepel van pensioenbelangenverenigingen, financieel ondersteund door alle lidorganisaties waaronder de NBP.2
Op de hoorzitting is zo’n rechtsgang als ‘nachtmerriescenario’ gekarakteriseerd, want hoe moet men verder als men tijdens of na de invoering van het nieuwe stelsel wordt geconfronteerd met een verbod op deze overheveling van opgebouwde rechten.
De droom van Wientjes en de zijnen is dan wel uitgekomen, maar let wel:
“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren!”

1 In Pensioenbelangen nr. 6 van 2011 schreef Potamus, dat die wet volgens minister Donner “Wet Onzichtbaarheid Bestuurlijke dwalingen” zou moeten heten.

2 Als u aan dit initiatief wilt meedoen dan kunt u hierover meer lezen op onze actiepagina.

Van alle kanten werd en wordt er aan onze pensioenrechten gerommeld. Eerst werd de onvoorwaardelijke indexering sluipenderwijs omgezet in een voorwaardelijke indexering. Vrijwel niemand viel het op want de dekkingsgraden waren hoog. Vervolgens werden de “riante” dekkingsgraden “verjubeld” door niet afdragen van premies (ABP), het teruggeven van “overschotten” aan de werkgevers, waar soms wel, maar vaak ook niet, een “bijstortverplichting” tegenover stond. En gedurende jaren werden kostendekkende premies (vereist volgens Pensioenwet 2007 art. 116) niet berekend, waardoor de duurzaamheid van het pensioenfonds werd aangetast. Tenslotte werd er ook nog eens driftig op de beurs gespeculeerd, waardoor – ondanks de aanvankelijke successen – de pensioenfondsen extra kwetsbaar werden. De eerste waarschuwing kwam in de jaren 2000-2002 toen de ICT-zeepbel barstte en sommige pensioenfondsen al helemaal of ten dele niet indexeerden. Maar er gebeurde niets mee.

De toezichthouders (De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten) zagen niet toe maar keken slechts toe. Wel was DNB er als de kippen bij om de autoverzekeraars er op te wijzen dat hun premies niet kostendekkend waren en dat die aangepast moesten worden. Maar de pensioenfondsen kregen pas een waarschuwing toen het te laat was en hun dekkingsgraad onder het minimum van 105 procent was gedaald.

Er werd te laat en te zacht ingegrepen en zo werd de kans gemist om de buffers weer wat op te krikken in de relatief gunstige periode 2004 – 2008. In 2008 kondigde de financiële crisis zich aan en sinds 2009 woedt deze zo hevig, dat nu ongeveer de helft van de pensioenfondsen in de problemen zit en een aantal, waaronder ook de vijf grotere op termijn moeten gaan afstempelen. PFZW ontspringt waarschijnlijk de dans en het ABP denkt de afstempeling tot slechts ½ procent te kunnen beperken. Maar de metaalfondsen PME en PMT korten vermoedelijk met 6 of 7 procent (het maximum dat de DNB heeft ingesteld). En die korting komt nog bovenop de al ruim 8 procent die veel gepensioneerden door het niet indexeren tussen 2002 en nu al hebben ingeleverd. Dat is samen al bijna 4 maanden aan gemiste pensioenuitkering.

Het persbericht van de Pensioen Federatie evenals het overzicht van pensioenfondsen die gaan korten, beiden gepubliceerd op 20 februari 2012. Kijk in het overzicht of uw pensioen wordt bedreigd. Zo ja, schrijf desgewenst een brief aan dat pensioenfonds dat u een korting op uw nominale pensioen niet kan accepteren en stel het pensioenfonds evenals haar bestuur in gebreke voor de wanprestatie die wordt geleverd op basis van de pensioenuitkeringsovereenkomst. En dat u heeft geconstateerd dat niet alle middelen door het bestuur zijn aangewend om het laatste redmiddel van het korten te voorkomen. Want het bestuur heeft nog diverse ongebruikte aanpassingen binnen de bestaande wettelijke regeling als mogelijkheid om de dekkingsgraad weer in orde te krijgen. Het bestuur van het pensioenfonds heeft die wijzingen tot dusverre niet of onvoldoende uitgevoerd (zie de genoemde mogelijkheden voor aanpassing in het persbericht van De Nederlandse Bank van 20 februari 2012) en dat die aanpassingen nu wel in 2013 moeten gebeuren. Uit dit persbericht blijkt ook dat het om circa 7,5 miljoen pensioenuitkeringsovereenkomsten gaat!

Daarnaast heeft Stichting Pensioenbehoud de petitie Ik wil niet gekort worden op mijn pensioen opgenomen op de website http://pensioenbehoud.petities.nl om te laten ondertekenen door een ieder die deze boodschap aan de politiek wil ondersteunen. De petitie zal over enige tijd officieel worden aangeboden aan minister Kamp van SZW. U wordt verzocht om ook de petitie onder de aandacht van familie, vrienden en bekenden te brengen. Heeft u de petitie zelf al ondertekend?

We geven u met plezier een voorproefje uit het nieuwe nummer van ons magazine Pensioenbelangen, ‘Grieken en gepensioneerden zijn perfecte zondebokken‘.

Verder vragen we uw aandacht voor:

Een opmerkelijk initiatief
Via e-mail kreeg de NBP een bericht, dat we hier onder maar integraal hebben overgenomen:

De commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer organiseert donderdagochtend 22 maart 2012 een rondetafelgesprek over het wetsvoorstel Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Het rondetafelgesprek is ter voorbereiding op de behandeling van het wetsvoorstel. Na het te organiseren rondetafelgesprek zal de commissie SZW de schriftelijke procedure over het wetsvoorstel starten. Naar verwachting zal een debat over het wetsvoorstel in het tweede of derde kwartaal van dit jaar plaatsvinden. Voorafgaand aan het rondetafelgesprek worden geïnteresseerde partijen opgeroepen om hun mening over het wetsvoorstel kenbaar te maken. “Op initiatief van het CDA is besloten dat iedereen input kan leveren,” verklaarde Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt tegenover IPNederland. “Dit staat nu ook op de voorpagina van de website www.tweedekamer.nl.”

Onze voorzitter Simon van der Schoot heeft daarop onmiddellijk gereageerd en de belangrijkste zaken uit die reactie zijn hieronder puntsgewijze samengevat:

  1. Adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers, is het uitgangspunt in de ontwerptekst. Maar waarom kunnen werkgevers in de bestuursmodellen 50% van de zetels bezetten, terwijl alle verdere risico’s worden afgewenteld op de werkenden en de gepensioneerden;
  2. De deelnemers en de pensioengerechtigden zullen met dit wetsvoorstel de adviesrechten meteen verliezen. Vreemd en uiterst kwalijk dat versterking van een bestuur moet worden bewerkstelligd door belanghebbenden monddood te maken
  3. De conclusie dat dit wetsvoorstel m.b.t. governance niet volledig is uitgewerkt, is mij veel te soft. Dit voorstel is onzorgvuldig, houdt geen rekening met alle belanghebbenden en zeker niet op een evenwichtige manier. ( zie ook opmerking 1.)
  4. Art. 100 lid 1b. Bij gemaximeerde werkgeverspremie blijven de werkgevers evenveel zetels bezetten als de weknemersvertegenwoordiging. Dit is ondemocratisch en ook manipulatief. De werkgevers, zeker in VNO-NCW-verband hebben het solidaire pensioenstelsel verlaten en dat MOET gevolgen hebben voor de mate van hun invloed. Het ten koste van alles willen voorkomen dat de werkgevers een minderheid krijgen in de besturen is een onbegrijpelijke gedachtenkronkel.
  5. Art. 100 lid 4. De statuten van een pensioenfonds, meestal ondemocratisch, zeker als het stichtingen betreft hebben onevenredig veel invloed hetgeen tot coöptatiegedrag kan leiden (en de praktijk leert dat het vrijwel zeker daartoe zal leiden).
  6. Art. 100 lid 7. Het bestuur stelt een profielschets op voor (nieuwe) leden van het bestuur. Juist nu er nadrukkelijk wordt gesleuteld (en ernstig getwijfeld) aan de deskundigheid van de (huidige) bestuurders is het uit den boze dat dát de bron gaat vormen voor profielschetsen. Kijk ook hier weer uit voor vriendjespolitiek met aangepaste profielschetsen.
  7. Art. 102 lid 1. Het lijkt alsof dit artikelonderdeel is geschreven om het aangenomen wetsvoorstel van KKB ( en ” architect “NYPELS ) te muilkorven.
  8. Art. 104 lid 7. In de Raad van Toezicht dezelfde waanzin m.b.t. de regie van profielschetsen.
  9. Art. 105 lid 2. Dit artikel buigt zich over de belangen van de werkgevers. Waarom toch? Die belangen zijn beperkt tot een gemaximaliseerde premie. Diezelfde werkgevers willen loonsverhoging ten gevolge van promotie buiten de pensioengrondslag houden. Met die mentaliteit tegenover de medewerkenden die een bedrijf of instelling groot gemaakt hebben, is de geringe affiniteit toch voldoende bewezen?
  10. Art. 115 lid 2 en 3. De tekst van dit artikel is verwarrend. Deelnemers en pensioengerechtigden zijn evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Dat kan niet als we ons realiseren dat slechts 5 % van de 3 miljoen gepensioneerden lid zijn van een vakbond.

Tot zover het commentaar van onze voorzitter. Om aan te tonen hoezeer deze Wet vooral een pro werkgeversstandpunt uitdraagt en vooral ook een onjuiste voorstelling van de huidige crisis bij de pensioenfondsen geeft, enkele citaten uit de MEMORIE VAN TOELICHTING.

De financiële crisis in 2008 leidde tot een forse daling van de dekkingsgraden van de meeste pensioenfondsen.” (1. Inleiding) – geen woord dus over de greep uit de kassen van de pensioenfondsen, de terugstortingen (die zogenaamd niet meer te achterhalen zijn) en het jarenlang (in strijd met zowel de oude Pensioen- en Spaarfondsen wet als de Pensioenwet 2007) niet heffen van kostendekkende premies.

Uit dezelfde inleiding van de MVT: “De regering vindt aanpassing van het governancemodel voor pensioenfondsen noodzakelijk om dit vertrouwen te borgen. Dit wetsvoorstel bevat maatregelen gericht op versterking van deskundigheid en het intern toezicht en op een adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers binnen de organisatie van het pensioenfonds. Verder worden taken en organen gestroomlijnd”.
De discrepantie tussen deze tekst ’versterking van deskundigheid en intern toezicht’ (zie punt 6 hierboven) en ‘adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers’ (zie punt 1 hierboven) en de wettekst zelf is opmerkelijk.

Merkwaardig is ook dat in de MvT het rapport van de Commissie Goudswaard wordt geciteerd en daaruit terecht de juiste conclusie wordt getrokken, maar het eigenlijke wetsvoorstel daarmee in strijd is. De MvT zegt: “Verschuiving risicodragerschap richting deelnemers en pensioengerechtigden Een tweede aanleiding voor de herziening is de verschuiving van het risicodragerschap richting deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. De Commissie Goudswaard (Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen, 27 januari 2010, Kamerstukken II, 2009/10, 30 413, nr. 139) concludeert dat werknemers en pensioengerechtigden nu al risico’s lopen ten aanzien van hun pensioen-aanspraken en -rechten. In de nieuwe contracten uit hoofde van het pensioenakkoord zullen deze risico’s verder worden geëxpliciteerd. De geleidelijke verschuiving van het risicodragerschap richting deelnemers en pensioengerechtigden kan uiteindelijk niet zonder gevolgen blijven voor de rol van de betreffende partijen in de governance en de medezeggenschap”. En even verder:
Een tweede uitgangspunt voor de herziening van de wettelijke regels over governance en medezeggenschap is dan ook een adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers”.
Maar die bewering is weer volledig in tegenspraak met het gestelde onder 1.3 van de MvT (onderstreping onzerzijds – redactie Pensioenbelangen):
In dit voorstel wordt gekozen voor een integrale aanpak van de governance en medezeggenschap. Het onderhavige wetsvoorstel wijkt op enkele punten af van het voorstel van Koser Kaya en Blok, juist vanwege de integrale aanpak en de noodzaak de bestuurbaarheid te garanderen. Zo is in het onderhavige wetsvoorstel het aantal zetels voor pensioengerechtigden gemaximeerd om te voorkomen dat werkgevers in de minderheid kunnen komen. Hier staat tegenover dat de werkgever zijn positie in het verantwoordingsorgaan verliest, omdat dit orgaan wordt opgeheven en de verantwoordingstaken worden overgebracht naar de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Ook is de raadpleging onder pensioengerechtigden vervangen door een automatische deelname van deze geleding aan het paritaire bestuur. Dit leidt tot een vermindering van administratieve lasten. Verder vervallen de adviesrechten van de deelnemers- en pensioenge-rechtigdenraad. Op het moment dat alle geledingen (werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden) zitting hebben in het bestuur, kan overlap van zeggenschap en medezeggenschap worden opgeheven”.

Zo zijn er nog heel wat meer opmerkelijke zaken, de een wat meer en de ander wat minder belangrijk, maar de tendens blijft steeds: de werkgever moet ondanks het feit dat hij veel minder (soms geen enkel) risico loopt toch wel kunnen blijven meespreken. Een merkwaardig staaltje gedachtenkronkelarij is het volgende:
Hoewel er sprake is van meer risicoverschuiving van de werkgever naar deelnemers en pensioengerechtigden, zijn er voldoende redenen voor betrokkenheid van de werkgever in het bestuur van het pensioenfonds naast deelnemers en pensioengerechtigden. Zo kan de werkgever risico’s tijdens de contractperiode alsnog via een omweg voor zijn rekening krijgen”.
Deze zinsnede is kennelijk ingegeven doordat sommige werkgevers risico’s ontliepen (door de bestuurders van het pensioenfonds geaccordeerd) maar later toch door de rechter werden veroordeeld om alsnog mee te delen in die financiële risico’s. Vermoedelijk heeft minister Kamp gedacht dat dan nu maar wettelijk moet worden geregeld dat die onafhankelijke rechter niet te zeer in het nadeel van de werkgever oordeelt. Daarmee voorkomen we dus dat die arme werkgever alsnog die risico’s moet dragen.
Dus wordt nu eventjes per wet geregeld dat de onafhankelijke rechter (toch een van de drie pijlers van onze rechtsstaat) wordt ontmand. De rechterlijke macht wordt door Kamp tot rechterlijke ONmacht gedegradeerd.

De Nederlandse Bank en de toekomst van ons pensioen

De Nederlandse Bank (DNB) heeft op 14 maart j.l. haar Statistisch Bulletin gepubliceerd (zie bijlage). Daarin is een opvallende grafiek opgenomen met de gemiddelde dekkingsgraad:

Hieruit blijkt wel dat de technische voorzieningen over ruim 2 jaar enorm fluctueren en dat komt in hoofdzaak door de berekeningsmethode van de rekenrente. Nu heeft minister Kamp toegezegd dat na het uitbrengen in mei van dit jaar van zijn hoofdlijnennota voor het nieuwe pensioencontract hij in overleg met de sociale partners en DNB vooruitlopende op nieuwe wetgeving een andere rekenrentemethode wil vaststellen. Het is afwachten of daar een stabielere rekenrente uitkomt en daarmee een meer realistische ‘nominale’ dekkingsgraad. Volgens het jaarverslag 2011 van DNB zou de ‘reële’ dekkingsgraad, dus inclusief de ambitie tot indexatie van de ‘nominale’ pensioenen, per ultimo 2011 slechts 73% hebben bedragen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) bepleit in de Volkskrant van 4 april dat dit laatste percentage op het jaarlijkse pensioenoverzicht moet worden vermeld. Maar de mogelijkheid voor herstel met b.v. een verlaging van het opbouwpercentage in het huidige pensioencontract noemt DNB helaas niet; dat is onvolledige voorlichting. Wel wordt verwezen naar het Pensioenakkoord met het voorgestelde onzekere beleggingspensioen.

De verwachtingen van De Nederlandse Bank over het nieuwe pensioencontract

De Nederlandsche Bank is beducht voor de voetangels en klemmen van het collectief ‘invaren’ van bestaande pensioenrechten in een nieuw contract. “Een eenduidig en helder wettelijk kader is nodig voor een diepgaande afweging door alle betrokken partijen van de rechtvaardigheid van zo’n maatregel,” stelt de toezichthouder in zijn jaarverslag over 2011. “Maar zelfs dan zijn juridische procedures niet uit te sluiten met het risico dat zij de noodzakelijke stelselherziening nog lang zullen belasten,” schrijft DNB. Op dit moment bestuderen twee breed samengestelde werkgroepen voor het ministerie van Sociale Zaken de mogelijkheden van zowel collectief als individueel samenbrengen van oude en nieuwe pensioenrechten als uitvloeisel van het pensioenakkoord. DNB is ook een voorstander van een stabiele egalisatiereserve, omdat die zorgt voor een stabieler pensioen én voor een prudente benadering. Wat de toezichthouder betreft kan de buffer gefinancierd worden uit meevallend beleggingsrendement of met extra pensioenpremie, maar wel zouden de regels moeten worden gestandaardiseerd om uniformiteit in het toezicht te krijgen. Wijzigingen in de pensioen- opbouw zoals verlaging van het percentage worden (wederom) niet genoemd.

Om te voorkomen dat pensioenfondsen druk voelen om zo gunstig mogelijk te rekenen, moet de wetgever eenduidige voorschriften geven voor de waarden van de parameters voor rendementen, standaarddeviaties en correlaties, meent DNB. In het hoofdstuk Naar een nieuw toezichtkader voor pensioenfondsen van het jaarverslag 2011 zet DNB haar visie over de toekomst van ons pensioen-stelsel uitgebreid uiteen, maar daarover meer in de volgende nieuwsbrief.

Joop van Vliet

Je hoeft geen PVV-aanhanger te zijn om kritisch te zijn over het nu gesneuvelde ‘Catshuisakkoord’. Te veel van de ‘bezuinigingen’ zijn incidenteel en dus eenmalig. Wie echter de 3 procent-limiet voor het begrotingstekort serieus neemt, zal een meer structurele oplossing moeten vinden. Daarbij zal men toch moeten streven naar oplossingen waarbij de lasten niet onevenredig zwaar drukken op bevolkingsgroepen, die toch al moeite hebben het hoofd boven water te houden. Verder moet rekening worden gehouden met de voor 2013 geplande afstempeling van de pensioenrechten. Die kortingen zullen – tenzij er een wonder gebeurt – niet kunnen worden verhinderd.

Volgens de tabel worden vooral de lagere inkomens in 2013 ‘gepakt’. De werkende éénverdiener met minder dan 1¾ keer het wettelijk minimumloon (wml), levert 2¾ procent meer in dan iemand die 3½ of meer keren het wml. Op lagere uitkeringen wordt 2 procent meer ingeleverd dan op de hogere uitkeringen. Gepensioneerden leveren allemaal zo’n 3¾ procent in, maar die hebben toch al veel minder inkomen. Bedenkelijk dat juist de minima procentueel het meest inleveren, want gemiddeld levert Nederland ‘slechts’ 2½ procent in.

Goede maatregelen
De vraag of de voorgestelde maatregelen wel het beoogde effect hebben, laten ik even voor wat ze is. Eerst maar de goede kanten van het akkoord:

  1. Permanent verlagen van de overdrachtsbelasting
    Kosten 1,2 miljard per jaar; volledige gecompenseerd door afschaffing van de reiskostenvergoeding. Het afschaffen van de vergoeding voor leaseauto’s zou op den duur 225 miljoen opleveren. Zinnig is ook invoering van een hypotheekaflossing op basis van annuïteiten binnen 35 jaar. Structureel moet dat ruim 3,8 miljard opleveren (na 35 jaar dus). Ingrijpen op de woningmarkt is nodig, maar levert pas in 2015 echt een redelijke bijdrage op (van 75 miljoen in 2013 tot 225 miljoen in 2025). Niet in het akkoord staat een maatregel die ‘rijken raakt en starters spaart’ door de hypotheekrenteaftrek niet via de belastingschijven te laten verlopen, maar daarvoor vast 42 procent te kiezen;
  2. Verlaging van de taakstelling passend onderwijs
    Dat kost geld maar wordt gecompenseerd door het schrappen van de gratis schoolboeken. Wie in het onderwijs zit of heeft gezeten, weet hoe boeken worden behandeld – vooral als ze gratis zijn;
  3. Afschaffen van de rode diesel
    Schadelijk voor de landbouw? Helpt wel een bron van fraude uit de wereld;
  4. Versobering van het gevangeniswezen
    Wat mij betreft tot aan het peil van de ouderenzorg in verpleeg- en verzorgingshuizen;
  5. Verhoging tabaksaccijns
  6. Greep uit het infrafonds
    Gezien het recente treinongeluk en de noodzaak tot invoering van een beter beveiligingssysteem, lijkt dat op dit moment minder goed te verdedigen, maar betere planning en meer efficiëntie kan geld besparen;
  7. Korten op ontwikkelingshulp
    Dat lijkt bij velen een populaire maatregel te zijn, maar is gezien de internationale verplichtingen moeilijk door te voeren. Overigens heeft SER-lid Louise Fresco ernstige bedenkingen ten aanzien van de doelmatigheid van ontwikkelingshulp. De honorering bij sommige van die ‘clubjes’ is, zeker gezien de doelstelling, dubieus hoog.

Twijfelachtige maatregelen
Twijfelachtig en vaak ‘te laat en te weinig’ zijn maatregelen als het bezuinigen op de publieke omroep, het korten op de departementen of het gemeente en provinciefonds. De verdubbeling van de bankbelasting lijkt aantrekkelijk, maar zal uiteindelijk wel weer worden gedragen door burgers en kleine ondernemers – in het afwentelen van lasten blijken zelfs zwakke banken sterk te zijn.
De ingrepen in de lonen, leveren volgens het Catshuis forse bedragen op. Helaas treffen ze vooral de onderkant van de maatschappij, zoals ook al uit de tabel bleek. Een gerichte aanpak van de hogere inkomens ontbreekt, behalve de beperking van de fiscale aftrekmogelijkheden voor echt hoge pensioenen.

Slechte maatregelen
Ronduit slecht vind ik de volgende maatregelen:

  1. AOW-leeftijd naar 66 jaar in 2015
    Dat levert minder op dan het werknemers mogelijk te maken na het 50e levensjaar een baan te vinden. Het schrappen van de doorwerkbonus op zichzelf is slecht, tenzij het vrijkomende bedrag wordt gebruikt om werkgevers te stimuleren meer ouderen in dienst te nemen en te houden;
  2. De medicijnbijdrage van 9 euro (per recept)
    Die treft chronisch zieken en ouderen en draagt bij tot verspilling. De hoeveelheid medicijnen per recept neemt toe en dus worden er meer vernietigd als het gebruik stopt wegens bijwerkingen of het overlijden van de patiënt;
  3. Verhoging van de zorgnorm AWBZ
    Als de zorgnorm van 60 naar 90 minuten per dag gaat, wordt de taak van de mantelzorger verzwaard. Verwacht mag worden dat daardoor veel van de oudere mantelzorgers, door overbelasting, ook zorgbehoevend worden. Het is twijfelachtig of er uiteindelijk wel 600 miljoen euro bezuinigd wordt;
  4. Verhoging van het lage Btw-tarief
    Het lage tarief van 6 naar 7 procent zou ca. 700 miljoen moeten opleveren. Dat is een aanslag op de beurs van ouderen en minima. In 2013 wordt die verhoging elk geval niet gecompenseerd door het verlagen van de eerste schijf belasting;

Nationale ramp ?
Vanuit het oogpunt van een doorsnee gepensioneerde heb ik de besproken maatregelen goed, slecht en twijfelachtig genoemd. Maar omdat de situatie voor iedereen anders zal zijn, hoeft u dat standpunt niet te delen. Niemand zal overigens betwisten dat Nederland op korte termijn iets en liever nog veel moet doen om de crisis aan te pakken. Als Europa ons dwingt de 3 procent-limiet aan te houden voor ons begrotingstekort moet er fors worden bezuinigd. Het Catshuispakket bezuinigt weliswaar fors, maar is te eenzijdig en vermoedelijk onvoldoende effectief. Bovendien zorgen de bezuinigingen ook voor een verhoging van de werkloosheid met bijbehorende uitkeringskosten.
Het zou daarom geen nationale ramp zijn als, in afwachting van nieuwe verkiezingen, sommige maatregelen wat vertraging opliepen. Zeker niet als die vertraging leidt tot een evenwichtig pakket van bezuinigingen, dat kan steunen op een breed maatschappelijk draagvlak.

Wel een ramp, die onze toch al wankele positie in Europa extra verzwakt, is het niet tijdig inleveren van de ‘sluitende’ begroting, die Brussel uiterlijk 30 april van Nederland wil zien. Nederland kan dat niet maken na een groot aantal keren andere landen bezwerend te hebben terechtgewezen. Wie, zoals minister De Jager een aantal keren deed de ‘knoflooklanden’ tot de orde riep, heeft veel krediet verspeeld en moet daarvan de consequenties dragen. Het is mede daarom dringend noodzakelijk dat er weer echt geregeerd gaat worden in plaats van gedoogd. Nieuwe verkiezingen op korte termijn zijn dus nodig.

Het akkoord tussen een deel van de oppositie en de regeringscoalitie dat gisteren tot stand kwam, heeft in hoofdlijnen het volgende opgeleverd (groen is tamelijk gunstig; rood is minder gewenst; zwart is voorlopig geen oordeel):

  • AOW-leeftijd gaat beginnende 2013 met 1 maand per jaar omhoog;
  • De geplande permanente verlaging van de overdrachtsbelasting tot 2 procent wordt gehandhaafd;
  • De hypotheekrente aftrek wordt beperkt;
  • Hoge Btw-tarief gaat van 19 naar 21 procent;
  • Reiskostenforfait wordt verlaagd (vervalt in veel gevallen);
  • Lonen collectieve sector (zorg uitgezonderd) op nullijn; uitkeringen worden gespaard;
  • Loonbelasting (IB) gaat omlaag;
  • Belastingschijven worden eenmalig niet geïndexeerd;
  • Verhoging accijns alcohol, tabak en frisdrank;
  • Eigen risico in de zorg wordt verhoogd; hogere zorgtoeslag voor lagere inkomens;
  • Eerste halfjaar WW-uitkering voor rekening werkgever;
  • Bezuiniging op zorgkosten van 1 miljard, nader te bepalen;
  • Bezuinigingen op persoonsgebonden budget gaat niet door;
  • Bezuinigen op passend onderwijs gaat niet door;
  • Geen verdere bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking (blijft 0,7 procent van bbp);
  • Verhoging griffierechten gaat niet door;
  • Bouw wordt met 200 miljoen gestimuleerd;

Vergeleken met de eerdere versie moet dit worden gezien als een verbetering, maar het CPB moet nog narekenen of met dit pakket de norm van een begrotingstekort van maximaal 3 procent wordt gehaald.

Het gehele pakket is dus evenwichtiger, maar de bezuinigingen overheersen en de stimulerende maatregelen zijn nog steeds te mager. De door Brussel opgelegde norm vertraagt het herstel van de economie.